De wijziging van de Wet Marktordening Gezondheidszorg

Op 8 april jongstleden heeft minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (‘VWS’) een voorstel tot wijziging van de Wet Marktordening Gezondheidszorg (‘Wmg’) ingediend.[1] De beoogde wijziging heeft betrekking op de tarifering van zorgkosten (en -behandelingen), de bevoegdheden van de Nederlandse Zorgautoriteit (‘NZa’), en daarmee tevens op bepalingen van mededingingsrechtelijke aard. In dit artikel bespreek ik de aspecten van de tarief- en prestatieregulering en de rol van de NZa. De mededingingsrechtelijke aspecten worden in een apart artikel besproken.

De huidige zorgmarkt

De huidige zorgmarkt kent in de basis drie grote ‘spelers’. Dit zijn de consument-patiënt, de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders. Al deze partijen hebben over en weer met elkaar te maken: zorginkoop (contracteren), premiebetaling en zorgverlening (-afname) zijn allen onderdeel van deze onderlinge verhoudingen. Deze onderlinge verhoudingen worden samen de ‘zorgdriehoek’ genoemd.[2]

De verzekeraars en zorgaanbieders kunnen zich niet onbeperkt vrij bewegen in de zorgmarkt: zij zijn gebonden aan bepaalde wet- en regelgeving.[3] Al bij de invoering van de Wmg is door de wetgever aangegeven dat het nieuwe, (thans) huidige zorgstelsel beoogt dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars worden gestimuleerd om kwalitatief goede zorg te leveren en in te kopen, die zo veel mogelijk beantwoordt aan de behoefte van de patiënt of cliënt. De randvoorwaarden die hierbij hebben te gelden, worden geschept door de overheid. Met het scheppen van deze randvoorwaarden wordt dynamiek tussen zorgaanbieders, verzekeraars en patiënten beoogd.[4]

Tarief- en prestatieregulering: van verboden  naar geboden

Tarief- en prestatieregulering, nu een samenspel van de Minister van VWS en de NZa, maakt onderdeel uit van het stellen van de hiervoor bedoelde randvoorwaarden. De tarief- en prestatieregulering speelt in de huidige vorm in verschillende (deel)sectoren van de zorg echter een beperkte rol bij de zorginkoop en contractering, zo is uit evaluaties van de wet en de NZa gebleken.[5] Ook kan de tarief- en prestatieregulering een negatief effect hebben op de dynamiek en innovatie van het zorgaanbod. Reden voor de regering om het roer om te gooien.

Het huidige verbod van artikel 35 Wmg, om een prestatie in rekening te brengen als daar niet eerst door de NZa een prestatiebeschrijving voor is vastgesteld, wordt losgelaten. In het voorgestelde artikel 50 Wmg komt tot uitdrukking dat een prestatiebeschrijving vrij is, tenzij uit de nog op te stellen ministeriële regeling blijkt dat een zorgvorm is gereguleerd. In het zesde lid van het voorgestelde artikel 50 Wmg wordt bepaald dat uitsluitend in het geval de ministeriële regeling bepaalt dat  er prestatieregulering geldt, er sprake zal zijn van een verbod.[6]

Bij ministeriële regeling zal worden bepaald of een vorm van zorg onder prestatieregulering al dan niet in combinatie met tariefregulering valt. De criteria wanneer gereguleerd moet worden, zullen expliciet in de wet worden genoemd. Het gaat om de toegang tot en het gedrag van zorgaanbieders op de zorgmarkt, het gedrag van de zorgverzekeraars en de consumenten op de zorgmarkt en de beperking van negatieve externe effecten. Al deze aspecten wegen mee en worden afzonderlijk en in samenhang getoetst.[7]

Bij deregulering, zoals deze nu wordt beoogd, gelden volgens de regering wel ‘geboden’ waaraan de spelers in de zorgmarkt – in het bijzonder de zorgverzekeraars en zorgaanbieders – zich moeten houden. Deze geboden zijn de nieuwe randvoorwaarden waaraan de spelers zich moeten houden en vloeien voort uit de wet, ministeriele regelingen of nadere regels van de NZa.[8] Hier zij in het bijzonder gewezen op het voorgestelde artikel 56a Wmg. Het grootste deel van de in het huidige artikel 35 Wmg opgenomen verboden is in het gewijzigde artikel 56a Wmg vanwege de overgang van het verbodsstelsel naar het gebodsstelsel omgezet naar geboden.[9]

Volgens de regering is een belangrijk voordeel van het nieuwe gebodsstelsel dat elke zorginnovatie meteen in de praktijk kan worden gebracht zonder dat eerst een prestatiebeschrijving moet worden aangevraagd bij de NZa. Ook zal bij bestaande zorgvormen meer ruimte voor andere manieren van declaratie en organisatie van zorgverlening komen zonder dat eerst nieuwe prestatiebeschrijvingen moeten worden vastgesteld. Vertraging en verlies van concurrentievoorsprong, doordat nieuwe producten eerst bij de NZa moeten worden aangevraagd, worden voorkomen. Op deze manier worden zorgaanbieders en zorgverzekeraars in staat gesteld beter in te spelen op de wensen van de patiënt: maatwerk zal voorop staan door het zelf kunnen afspreken van bepaalde prestaties.[10]

Toezicht: verschuiving van focus van de NZa

De NZa is thans onder meer belast met onder meer markttoezicht, marktontwikkeling en tarief- en prestatieregulering op het terrein van de gezondheidszorg en houdt aldus toezicht op de zorgmarkt om vast te stellen of de zorgmarkt goed werken en of de marktpartijen zich in overeenstemming met de marktnormen gedragen.

Het toezicht door de NZa zal op grond van de Wmg van kracht blijven. De focus van de NZa zal echter wel verschuiven: waar minder prestatiebeschrijvingen en tariefbesluiten bestaan, is volgens de regering wel goed toezicht op administratie-, declaratie-, informatie- en transparantieverplichtingen nodig. De afspraken die tussen de spelers in de zorgmarkt zullen worden gemaakt, zullen evenwel worden beheerst door het civiele recht. De NZa zal hier dus niet langer bestuursrechtelijk kunnen handhaven. In dit kader moeten ook de zogenaamde ‘ketenpartners’, zoals het Openbaar Ministerie en de inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in staat zijn toezicht te houden en voldoende mogelijkheden hebben om op te treden in gevallen van fraude of onrechtmatigheden. De NZa zal voorts wel toezicht blijven houden op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg, bij bijvoorbeeld het verrichten van formele en materiële controles door zorgverzekeraars.[11]

De meest in het oog springende ‘verschuiving’ van de focus van de NZa, door het wegvallen van de prestatieregulering op bepaalde vlakken, is echter gelegen in het feit dat de inzet op het markttoezicht volgens de regering zal moeten worden vergroot. Deze vergroting zal plaatsvinden om het evenwicht op de zorgmarkt daadwerkelijk te bewaren. Gelet hierop beoogt de regering het sectorspecifieke markttoezicht te bundelen bij de Autoriteit Consument en Markt (‘ACM’).[12]

Beschouwing

Met de beoogde wetswijziging lijkt voor de zorgmarkt veel te gaan veranderen op het gebied van de tarief- en prestatieregulering zoals die thans plaatsvindt. Met de verschuiving van ‘verbod’ naar ‘gebod’ beoogt de regering meer flexibiliteit op de zorgmarkt teweeg te brengen. Alleen bij uitzondering zal nog sprake zijn van een ‘verbod’ in plaats van een ‘gebod’. De vraag is echter of het openlaten van mogelijkheden tot het instellen van verboden niet maakt dat verboden alsnog de overhand zullen hebben, en dat de beoogde wetswijziging dus een papieren tijger verwordt.

Volledigheidshalve zij op dit punt, tot slot, opnieuw gewezen op het aparte artikel over de mededingingsrechtelijke aspecten van het wetsvoorstel.

[1] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nrs. 1 en 2.

[2] Kamerstukken II 2004/05, 30 186, nr. 3, p. 10 (illustratie van de ‘driehoek’).

[3] Zoals de Wmg, maar te noemen zijn bijvoorbeeld ook de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

[4] Kamerstukken II 2004/05, 30 186, nr. 3, p. 4

[5] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 8 en 9.

[6] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 11-13.

[7] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 61.

[8] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 13.

[9] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 69.

[10] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 11.

[11] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 13.

[12] Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 3, p. 17 alsook p. 57-60.