Karakter billijke vergoeding

ontslag

Uitspraak Hoge Raad over billijke vergoeding

Met de invoering van de WWZ zijn de transitievergoeding en de billijke vergoeding in het Arbeidsrecht geïntroduceerd. De transitievergoeding heeft tot doel de werknemer na een dienstverband van ten minste 24 maanden te compenseren voor het ontslag en om de overgang naar een andere baan te vergemakkelijken. Bij de transitievergoeding wordt dus rekening gehouden met de gevolgen van het ontslag voor de werknemer. De wetgever heeft in artikel 7:673 BW opgenomen hoe de hoogte van de transitievergoeding berekend moet worden.

Voor de billijke vergoeding ligt dit anders. De billijke vergoeding uit artikel 7:681 BW kan, al dan niet in aanvulling op de transitievergoeding, onder andere op verzoek van de werknemer worden toegekend indien de werkgever in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd zonder de vereiste schriftelijke instemming van de werknemer. Ten aanzien van de hoogte van de billijke vergoeding heeft de wetgever slechts opgemerkt dat de rechter de billijke vergoeding dient te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De rechter dient in zijn motivering inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid. Tot voor kort was echter niet duidelijk met welke omstandigheden de rechter rekening moest houden bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW.

Uitspraak Hoge Raad 30 juni 2017

De uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni jl. heeft hier meer duidelijkheid over gegeven. Volgens de Hoge Raad kunnen de gevolgen van het ontslag niet de aanleiding vormen om een billijke vergoeding toe te kennen. De gevolgen van het ontslag voor de werknemer kunnen echter wel een rol spelen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding, voor zover de gevolgen van het ontslag zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever te maken verwijt.

Uit de uitspraak van de Hoge Raad volgt dat de billijke vergoeding geen specifiek punitief karakter heeft. Met andere woorden, bij de hoogte van de billijke vergoeding speelt het straffen van de werkgever geen doorslaggevende rol. Wel geeft de Hoge Raad een aantal gezichtspunten die, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, van invloed kunnen zijn op de hoogte van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW. De Hoge Raad benoemt onder andere de verdere duur van de arbeidsovereenkomst als de opzegging zou zijn vernietigd, de mogelijkheid voor de werkgever om de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze te beëindigen, het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd en de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt kan worden gemaakt. Ook kan meespelen of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en de inkomsten die de werknemer daaruit geniet, en of aan de werknemer een transitievergoeding is toegekend.

De uitspraak van 30 juni jl. door de Hoge Raad maakt een einde aan de onzekerheid over het karakter van de billijke vergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW blijft afhankelijk van de omstandigheden van het geval, maar duidelijk is dat de gevolgen van het ontslag voor de werknemer meewegen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding.

Heeft u vragen over de billijke vergoeding? Onze sectie Arbeidsrecht helpt u graag verder.

Angela Ruijter