Nieuws

Verloftekort binnen het primair onderwijs

Gepubliceerd op 1 aug. 2024

I Stock 950609680

In het primair onderwijs heeft een werknemer op grond van de CAO PO bij een fulltime dienstverband recht op 428 vakantie-uren. Deze worden opgebouwd gedurende het jaar. Als een werknemer uit dienst gaat kan het voorkomen dat nog niet alle opgebouwde vakantie-uren al zijn genoten. Of juist andersom: dat de werknemer al meer vakantie-uren heeft genoten dan dat hij of zij heeft opgebouwd. Heeft de werkgever dan het recht om het negatieve verlofsaldo te verrekenen? Ook al kan de werknemer in de schoolvakanties geen arbeid verrichten en is hij of zij verplicht in deze periodes vakantiedagen op te nemen?
Deze vraag is recentelijk beantwoord door de
kantonrechter in Limburg.

Vakantieopbouw in de CAO PO

Op grond van de CAO PO heeft een werknemer met een fulltime dienstverband recht op 428 vakantie-uren, bestaande uit de wettelijke vakantiedagen van vier maal de wekelijkse arbeidsduur en verder bovenwettelijke vakantiedagen. De CAO bepaalt verder dat de opbouw van het verlof gekoppeld is aan een jaar lopend van 1 oktober tot 1 oktober. De werknemer die maar een deel van dit jaar in dienst is bij de werkgever, heeft recht op een evenredig deel van de 428 vakantie-uren. De periode waarin verlof kan worden opgenomen is gekoppeld aan wettelijk geregelde schoolvakanties. Mocht de werknemer uit dienst gaan en in het opbouwjaar niet volledig in dienst zijn geweest, dan is de werkgever gerechtigd een eventueel teveel aan opgenomen verlof tijdens de wettelijke verplichte vakantieperiodes aan het einde van het dienstverband te verrekenen op grond van artikel 7:632 BW.

De feiten

In deze zaak is de werkneemster van augustus 2016 tot 1 september 2022 in dienst geweest als groepsleerkracht bij werkgever. De werkneemster heeft haar ontslag per 1 september 2022 ingediend en bij de afrekening hiervan heeft de werkgever een verrekening toegepast vanwege teveel genoten vakantieverlof. De werkneemster zou slechts 11/12 deel van het opbouwjaar in dienst zijn geweest, maar wel haar volledige verlof hebben opgenomen in de zomervakantie. De werkneemster stelt dat de verrekening in strijd is met de Nederlandse vakantiewetgeving en in strijd met goed werkgeverschap, redelijkheid en billijkheid en het Europese grondrechten Handvest. Ze verzoekt dan ook te verklaren voor recht dat de verrekening in strijd is met de wet, danwel goed werkgeverschap alsmede met de redelijkheid en billijkheid.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter komt snel tot het oordeel dat er geen sprake is van strijdigheid met de Nederlandse vakantiewetgeving. De werkgever heeft de werkneemster in staat gesteld haar aanspraak op haar vakantiedagen te voldoen. De vakantiedagen zijn gekoppeld aan de schoolvakantie die ook wettelijk worden vastgesteld. Ook hier heeft de werkgever zich aan gehouden. Daarnaast is de CAO PO duidelijk in dat er gekeken moet worden in hoeverre een werknemer in dienst is geweest in het opbouwjaar.

Verder oordeelt de kantonrechter dat er geen sprake is van strijdigheid met goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid. De schoolvakanties worden bij ministeriële regeling worden vastgelegd. Zowel de scholen als de werknemers zijn daaraan gebonden. Van de werkgever kan dan ook niet worden verwacht dat zij de werkneemster in de gelegenheid stelt om tijdens de (zomer)vakantie werkzaamheden te verrichten. Er wordt dan eenmaal geen onderwijs gegeven. Zo kan er dus geen sprake zijn van strijdigheid met goed werkgeverschap of met de eisen van redelijkheid en billijkheid.

Afsluitend stelt de werkneemster dat er sprake is van strijdigheid met artikel 31 lid 2 van het Handvest van de Grondrechten van de EU. Op grond van dit artikel heeft iedere werknemer het recht op een beperking van de maximumarbeidsduur en op dagelijkse en wekelijkse rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon. Met name op dit laatste beroept de werknemer zich. Ze voert aan dat de bedongen arbeid niet beschikbaar is tijdens de schoolvakantie en het ontstane negatieve verlofsaldo vervolgens op de werkneemster wordt afgewenteld.

De kantonrechter gaat hier niet in mee. De werkgever is verplicht loon te betalen ook wanneer de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in rekening van de werknemer behoort te komen. In het geval waarin geen van beide partijen schuld hebben aan het feit dat de werknemer de bedongen arbeid niet verricht, moet er worden gekeken in wiens risicosfeer het niet kunnen uitvoeren van de arbeid ligt. Het tekort in vakantieopbouw is ontstaan doordat de opbouw van verlof niet gelijkloopt aan dat schooljaar én doordat de werkneemster voordat de volledige opbouw heeft plaatsgevonden ontslag heeft genomen. In dit geval is er dus binnen de systematiek van de Nederlandse vakantiewetgeving zelfstandig gehandeld door de werkneemster. Hieruit is de vordering van de werkgever ontstaan. Van strijdigheid met een wettelijke bepaling is hier dus geen sprake. De werkgever heeft naar oordeel van de kantonrechter dus terecht een deel van het loon van de werkneemster verrekend vanwege teveel genoten vakantiedagen.

Conclusie

Een werkgever in het primair onderwijs heeft het recht om teveel genoten vakantie-uren te verrekenen. Ook al kan een werknemer geen arbeid verrichten in de bij wet geregelde schoolvakanties. Werkt u binnen het primair onderwijs en bent u van plan om ontslag te nemen? Let dan goed op de precieze data van uw opbouwjaar!

Heeft u verdere vragen over deze uitspraak of over andere arbeidsrechtelijke zaken binnen het onderwijs? Neemt u dan contact op met de collega’s van team Onderwijs, Fons Smid of Joost Schunselaar.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief