Nieuws

Onmiddellijke opzegging van specialist zonder dringende reden ongerechtvaardigd

Gepubliceerd op 11 jun. 2024

Operatiekamer

Op 20 maart jl. deed de rechtbank Limburg uitspraak over het volgende. In deze zaak moest de rechtbank beslissen of een coöperatie van medisch specialisten (MSB) de overeenkomst met een orthopedisch chirurg terecht met onmiddellijke ingang had opgezegd. De rechtbank oordeelde dat hoewel de chirurg tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, er geen dringende reden was voor een onmiddellijke beëindiging. De contractuele opzegtermijn had in acht moeten worden genomen. Deze uitspraak is belangrijk voor de praktijk binnen MSB’s vanwege twee aspecten, die hierna worden toegelicht.

Schadevergoeding en vervalbeding

Allereerst oordeelde de rechtbank dat het vervalbeding in artikel 5.5 van de ledenovereenkomst (LO) niet in de weg stond aan een vordering tot schadevergoeding door de chirurg (hierna: eiser). Vervolgens werd beoordeeld of het MSB beroep kon doen op artikel 14 van de LO, gezien eiser bij ondertekening had aangegeven dat dit artikel niet van toepassing was door "N.V.T." te schrijven. Volgens eiser had het MSB deze handgeschreven toevoeging zonder protest geaccepteerd, wat zou gelden als stilzwijgende aanvaarding van een nieuw aanbod.

Toepassing van het concurrentiebeding

In deze zaak kregen de toekomstige leden van het MSB in december 2014 de ondertekende LO’s per post toegestuurd, met het verzoek een ondertekend exemplaar te retourneren. Eiser voegde "N.V.T." toe bij artikel 14, zonder dit aan het MSB te melden. De rechtbank moest bepalen of het MSB redelijkerwijs kon aannemen dat eiser zich aan de volledige overeenkomst wilde binden, ondanks de toevoeging.

Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat het concurrentiebeding (artikel 14) voorafgaand aan de ondertekening besproken was, en dat er geen uitzonderingen werden gemaakt. Het MSB had 400 leden en controleerde de geretourneerde overeenkomsten niet pagina voor pagina. De rechtbank oordeelde dat het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat eiser zich op de toevoeging "N.V.T." beriep zonder dit duidelijk te maken aan het MSB. Dus, artikel 14 was wel degelijk van toepassing. Dit betekent dat MSB’s erop mogen vertrouwen dat er geen wijzigingen zijn aangebracht in de overeenkomsten, tenzij dit uitdrukkelijk is gemeld.

In acht nemen van de opzegtermijn

Een ander belangrijk aspect was de vraag of de onmiddellijke opzegging gerechtvaardigd was. De rechtbank overwoog dat knie- en heupoperaties tot het zorgaanbod van het ziekenhuis behoorden en dat eiser door zijn voorbereidingen in strijd handelde met artikel 14.3 van de LO. Op basis hiervan was het MSB gerechtigd om de overeenkomst op te zeggen. Echter, artikel 5.4 van de LO vereist een opzegtermijn van zes maanden, tenzij er een dringende reden is voor onmiddellijke beëindiging.

De rechtbank stelde vast dat een schending van artikel 14.3 niet automatisch een dringende reden was voor onmiddellijke beëindiging. Andere argumenten van het MSB konden deze dringende reden ook niet onderbouwen. Het MSB had onvoldoende rekening gehouden met de ernstige gevolgen voor eiser, zoals onmiddellijk inkomensverlies. De opzegtermijn had in acht moeten worden genomen.

Jurisprudentie

Eerdere uitspraken ondersteunen deze visie. In een zaak bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 8 februari 2022 oordeelde het Hof dat gebrek aan samenwerking door een radioloog wel voldoende was voor opzegging, maar niet voor onmiddellijke beëindiging zonder opzegtermijn. Het belang van de radioloog bij een opzegtermijn woog zwaarder dan het belang van het MSB bij een onmiddellijke beëindiging.

Een uitspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg van 15 april 2019 kwam tot een andere conclusie. Hier was sprake van zodanige ernstige omstandigheden dat onmiddellijke beëindiging gerechtvaardigd was. Het ging om een diepgeworteld gebrek aan vertrouwen en mislukte samenwerking, wat een dringende reden vormde.

Tot slot

Tot slot

De algemene regel blijft dat de contractuele opzegtermijn in acht moet worden genomen, tenzij er een dringende reden is die alle belangen goed afweegt. Niet alleen de patiëntveiligheid en kwaliteit van zorg, maar ook de financiële gevolgen voor de specialist moeten meegewogen worden. Het Hof stelt dat schorsing voor de duur van de opzegtermijn een mogelijkheid kan zijn. De civiele rechter lijkt een strengere norm dan het Scheidsgerecht te hanteren. Het in acht nemen van de opzegtermijn bij de civiele rechter lijkt de standaard waar niet makkelijk van af kan worden geweken.

N.B. Onze collega Coen Verberne schreef bij deze uitspraak een annotatie, te lezen in Gezondheidszorg Jurisprudentie (GJ) 2024/57.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief