Nieuws
Omkering bewijslast franchise
Gepubliceerd op 3 sep. 2018
Wie bewijst dat een prognose (on)deugdelijk is: de franchisegever of de franchisenemer?
Een opmerkelijk advies van het Parket van de Hoge Raad over het bewijzen van de (on)deugdelijkheid van een prognose bij franchise. Is de Wet Acquisitiefraude van toepassing op prognoses bij franchise? Zo ja, dan kan dit betekenen dat franchisegevers bij een tegenvallende omzet van de franchisenemer moeten bewijzen dat hun prognose juist is geweest. In dit artikel lichten wij het advies van het Parket toe.
Het Parket van de Hoge Raad (hierna: het Parket) geeft advies aan de raadsheren van de Hoge Raad. Vaak worden deze adviezen door de Hoge Raad (de hoogste rechter voor civiele zaken in Nederland) overgenomen. Rechters in Nederland zijn verplicht de uitspraken van de Hoge Raad te volgen in hun uitspraken. In dit dossier heeft de Hoge Raad nog geen uitspraak gedaan, maar het advies van het Parket is al wel bekend.
Heeft Albert Heijn een ondeugdelijke prognose verstrekt?
In deze zaak is een franchiseneemster van C1000 overgestapt naar de formule van Albert Heijn. Voorafgaand aan het sluiten van de franchise-overeenkomst is door Albert Heijn een omzetprognose verstrekt waarin de weekomzetten van de (voorheen) C1000 supermarkt een belangrijke rol spelen. Na enige tijd blijkt dat de weekomzetten van de nieuwe Albert Heijnsupermarkt ver achterblijven bij de prognose. Volgens de franchiseneemster is de prognose ondeugdelijk, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de overgang van een prijsgerichte supermarkt (C1000) naar een servicegerichte supermarkt (Albert Heijn). In het advies van het Parket wordt geconcludeerd dat nader onderzocht moet worden of Albert Heijn in de verstrekte prognose voldoende rekening heeft gehouden met de invloed van de lokale omstandigheden op de te verwachten omzet. Pas nadat dit is vastgesteld, kan een oordeel gegeven worden over de (on)deugdelijkheid van de prognose.
Maar wie moet volgens het Parket van de Hoge Raad bewijzen dat (on)voldoende rekening is gehouden met de lokale omstandigheden en daarmee of de prognose wel of niet deugdelijk is? Voor de beantwoording van deze vraag is de toepasselijkheid van de Wet Acquisitiefraude van belang.
Wie bewijst de (on)deugdelijkheid van de prognose?
De Wet Acquisitiefraude is op 1 juli 2016 in werking getreden. Bij acquisitiefraude gaat het om misleidende handelspraktijken tussen organisaties, waarbij bepaalde verkooptechnieken worden gebruikt, gericht op het winnen van vertrouwen en het wekken van verwachtingen. Dit alles met het doel de ander te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst, waarbij de tegenprestatie niet of nauwelijks naar behoren wordt geleverd.
In het civiele recht geldt de hoofdregel: wie stelt, bewijst. Aangezien het vrijwel altijd de franchisenemer is die stelt dat een prognose ondeugdelijk is, draagt de franchisenemer de bewijslast. Maar in de Wet Acquisitiefraude staat, dat als iemand een beroep doet op een misleidende handelspraktijk of dat sprake is van oneerlijke reclame, de acquisiteur degene is die moet bewijzen dat alles eerlijk is verlopen. Hier is dus sprake van ‘omkering van de bewijslast’ wat betekent dat de tegenpartij de stelling van de eiser moet weerleggen.
Omkering van de bewijslast bij franchise
Het Parket geeft in het advies aan dat ook bij franchise de partijen tijdens de precontractuele onderhandelingen rekening moeten houden met regelingen over oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclames. Het Parket verwijst daarbij naar de Wet Acquisitiefraude. Wanneer de Hoge Raad dit advies overneemt, staat definitief vast dat franchisenemers zich kunnen beroepen op acquisitiefraude als zij vinden dat ze een ondeugdelijke prognose hebben gekregen van de franchisegever, voorafgaand aan het sluiten van de franchise-overeenkomst.
Wat betekent dit in de praktijk?
Besluit de Hoge Raad het advies van het Parket over te nemen, dan moeten franchisegevers die een prognose verstrekken rekening houden met omkering van de bewijslast. Dat betekent dat de franchisegever degene is die moet bewijzen dat de prognose deugdelijk is, wanneer een franchisenemer stelt dat sprake is van acquisitiefraude vanwege het verstrekken van een ondeugdelijke prognose door de franchisegever. Als de franchisegever niet slaagt in dit bewijs, dan wordt uitgegaan van de ondeugdelijkheid van de prognose.
Zodra de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, laten wij u dit uiteraard direct weten.
Holla Advocaten is gespecialiseerd in franchisezaken. Wij hebben veel ervaring met het oplossen van geschillen over prognoses. Wilt u meer weten? Neem dan contact op met onze franchisespecialisten Ferry Weelen en Merel Franke.
Dit artikel is geschreven door Peggie van Vugt, medewerker Wetenschappelijk Bureau van Holla Advocaten.
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.