Minister Agema over private equity in de zorg: geen verbod, wel voorwaarden voor winstuitkering

Wat zijn de overwegingen en voornemens van de minister?

1. De minister acht een zorgbreed verbod op winstuitkering niet wenselijk, gezien de prikkel tot innovatie en doelmatigheid die daarmee verdwijnt. Een dergelijk verbod zou ook ingrijpen in het eigendomsrecht, en daarmee in de rechtszekerheid van zorgaanbieders die nu wel winst mogen uitkeren. Een objectieve onderbouwing van de noodzaak ontbreekt, de juridische houdbaarheid is volgens de minister zeer kwetsbaar;
   
2. De minister is tegen excessieve winstuitkering en wil waarborgen dat de focus van zorgaanbieders primair gericht is en blijft op kwalitatief goede en toegankelijke zorg. Eigen financiële belangen mogen nooit zwaarder wegen;
   
3. De minister wil voortbouwen op de aanpak niet-integere zorgaanbieders, met extra aandacht voor de aanpak van excessen. Ze wil dit doen door het voortzetten en op onderdelen aanscherpen van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel voor de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). Met dit wetsvoorstel worden onder meer voorwaarden gesteld aan het mogen uitkeren van winst. Die voorwaarden zullen zijn gerelateerd aan onder andere de kwaliteit en de continuïteit van zorg. Volgens de minister kan een voorwaarde zijn dat "de kwaliteit van zorg op orde dient te zijn, voordat er winst mag worden uitgekeerd". De voorwaarden zullen ook gaan gelden voor onderaannemers;
   
4. De minister zegt toe te onderzoeken hoe toezichthouders meer instrumenten in handen kunnen krijgen om op te treden tegen financiële constructies die het huidige verbod op winstuitkering ontwijken. De minister is ook in gesprek met de toezichthouders, om te kijken welke mogelijkheden zij hebben binnen hun toezicht en welke hiaten zij zien;
   
5. De minister zet ook in op een aanpassing van de Wmg met betrekking tot de Zorgspecifieke fusietoets (Zft). Het uitbreiden van de bevoegdheden van de Zft vergt een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). De minister beziet hoe zij deze wijziging zo spoedig mogelijk kan realiseren.

Wat (ook) deze minister betreft zal de Wibz er dus wel komen. Daarbij rijst de vraag hoe de minister zal omgaan met de uiterst kritische ontvangst van het oorspronkelijke wetsvoorstel door de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS). De Afdeling adviseerde in haar rapport van 1 juli jl. zelfs van het wetsvoorstel af te zien, als er geen nadere motivering voor de noodzaak volgt (zie deze blog).

Van verdere ontwikkelingen houden wij u op de hoogte.