Nieuws

Letsel na grap met dode muis: werkgever aansprakelijk?

Gepubliceerd op 5 aug. 2024

Onze mensen

DALL E 2024 08 05 14 44 43 A person in a lifeguard uniform is using a long handled net to catch a mouse at an indoor swimming pool The mouse is sitting at the bottom of the net

Een collega houdt een schepnet met een dode muis boven het hoofd van een andere collega, waardoor zij dusdanig schrikt en van haar stoel valt. Het slachtoffer stelt haar werkgever aansprakelijk voor het opgelopen letsel. Omdat haar een arbeidsongeval is overkomen, ligt het op de weg van de werkgever om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter komt in zijn beschikking van 12 juli 2024 tot het oordeel dat de werkgever dit niet, althans onvoldoende heeft aangetoond en acht de werkgever aansprakelijk.

Wat was er aan de hand?

Verzoekster werkt op basis van een detacheringsovereenkomst bij de gemeente Eindhoven bij een zwembad. Haar werkzaamheden bestonden onder meer uit schoonmaken, het houden van toezicht en het werken als zweminstructeur. Zij zat op enig moment in een toezichtstoel met een zithoogte van 1,70 meter wanneer een bezoeker haar meldde dat er een dode muis in het buitenbad lag. Volgens verzoekster heeft zij toen haar collega gebeld om te vragen de muis te verwijderen. Daarbij heeft zij naar eigen zeggen gezegd dat zij bang was voor muizen en dat zij niet van haar plaats mocht, omdat zij toezicht diende te houden. Op enig moment voelde verzoekster druppels water boven haar hoofd en zag zij een muis toen zij naar boven keek. Uit schrik is zij vooruit de stoel afgegaan, waarbij zij de eerste trede heeft genomen, de tweede trede heeft gemist en zich vervolgens ernstig heeft verstapt. Zij is daarbij met haar volle gewicht op haar linkerknie terechtgekomen, waardoor zij letsel heeft opgelopen.

Standpunten

Volgens verzoekster heeft haar collega opzettelijk het schepnet met daarin de dode muis boven haar hoofd gehouden om haar te laten schrikken. In dit deelgeschil vordert verzoekster een verklaring voor recht dat de gemeente Eindhoven – onder andere op grond van art. 7:658 BW – aansprakelijk is.

De gemeente Eindhoven stelt dat het deelgeschil dient te worden afgewezen, omdat de toedracht niet voldoende vaststaat en daardoor de kwestie niet geschikt is voor een deelgeschil. De gemeente Eindhoven verwijst naar een schriftelijke verklaring van de collega, waaruit volgt dat hij de dode muis uit het zwembad heeft gehaald, de stang van het schepnet over zijn rechterschouder heeft gelegd en vervolgens weer is teruggelopen, langs de stoel waar verzoekster zat. De collega heeft verzoekster op een afstand van ongeveer 1,5 tot 2 meter gepasseerd, aldus zijn verklaring. Hij heeft het schepnet met de dode muis niet bewust boven of bij het hoofd van verzoekster gehouden en is nooit in de buurt van het gezicht/het hoofd van verzoekster geweest.

Daarnaast betwist de gemeente Eindhoven tekort te zijn geschoten in haar zorgplicht ex art. 7:658 BW. Volgens de gemeente hoeft een werkgever slechts datgene te doen wat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd. Het voorval met de dode muis betreft volgens haar een typische ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarbij de gemeente geen rekening hoefde te houden met de mogelijkheid dat verzoekster vanwege haar angst voor muizen zelf uit een ‘hoge stoel’ springt of deze met haast verlaat en zich daarbij verstapt. Verder heeft de gemeente erop gewezen dat een werkgever volgens vaste jurisprudentie niet hoeft te waarschuwen voor algemeen bekende gevaren en dat een confrontatie met een dode muis een omstandigheid is waarmee eenieder in elke dagelijkse situatie te maken kan krijgen. In gevallen waarin het gaat om alledaagse situaties bestaat er voor een werkgever volgens vaste jurisprudentie geen aanleiding tot het nemen van veiligheidsmaatregelen. Ook wijst de gemeente Eindhoven erop dat het niet aannemelijk is, dat welke veiligheidsmaatregelen dan ook, het incident hadden kunnen voorkomen. De gemeente stelt zich op het standpunt dat zij geen absolute waarborg kan scheppen om iedere confrontatie met een (dode of levende) muis te voorkomen en dat verzoekster vanwege haar kennelijke grote angst voor muizen daarop altijd heftig zou reageren.

Het oordeel van de kantonrechter

Gelet op de strekking van art. 7:658 BW (de bescherming van de werknemer) overweegt de kantonrechter dat niet snel mag worden aangenomen dat de gemeente aan haar zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter betrekt in zijn oordeel dat vanwege de hoogte en de bouw van de stoel (drie ver uit elkaar staande smalle treden, zonder leuning) een verhoogd risico bestaat dat medewerkers zich bezeren in het geval zij deze toezichtstoel snel moeten verlaten. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter geen alledaags risico waarop verzoekster alert had moeten zijn of een algemeen bekend gevaar waarmee een werkgever geen rekening hoeft te houden. Daarbij betrekt de kantonrechter in zijn oordeel dat er een verhoogd risico bestaat dat een zweminstructeur bij een onvoorziene situatie uit de toezichtstoel springt of voorwaarts deze toezichtstoel uitklimt. Training of instructie hoe je veilig de toezichtstoel verlaat bij een onvoorziene situatie is volgens de kantonrechter een redelijkerwijs noodzakelijke veiligheidsmaatregel.

Naar het oordeel van de kantonrechter wil de omstandigheid dat het slechts sporadisch voorkomt dat een dode muis uit het zwembad moet worden opgeruimd en dat het niet aannemelijk is dat een veiligheids- of voorzorgmaatregel een heftige schrikreactie bij verzoekster had kunnen voorkomen, evenmin zeggen dat de gemeente geen instructie hoeft te geven aan haar werknemers over de wijze waarop ongedierte op een voor eenieder veilige wijze uit het zwemwater kan worden verwijderd en opgeruimd. De gemeente had dit volgens de kantonrechter eenvoudig en niet bezwarend kunnen en daarmee ook moeten doen. Verzoekster heeft de suggestie opgeworpen om daarvoor aan de medewerker een bakje of doosje ter beschikking te stellen, waarin het dode dier direct nadat dit uit het water is gehaald kan worden opgeborgen. Volgens de gemeente gaat deze suggestie te ver c.q. mag dat niet van de desbetreffende medewerker verwacht worden. De kantonrechter verwerpt dat verweer, omdat volgens hem niet valt in te zien waarom dit te bezwaarlijk zou zijn. Wanneer de muis direct in een ondoorzichtige doos, zak of bakje wordt afgevoerd, wordt naar het oordeel van de kantonrechter voorkomen dat derden daarvan schrikken (wat volgens de kantonrechter dus wel gebeurt als met een schepnet (met daarin een dode muis) over de schouder het zwembadterrein wordt doorkruist). De kantonrechter komt tot de conclusie dat van de gemeente wel degelijk kan en mag worden verlangd dat zij haar werknemers instrueert over de wijze waarop ongedierte op een voor eenieder veilige wijze uit het zwemwater kan worden verwijderd en opgeruimd en vaststaat dat dit niet is gebeurd.

Dit brengt de kantonrechter tot het oordeel dat de gemeente niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij alle redelijkerwijs te nemen maatregelen heeft getroffen om een ongeval als dat van verzoekster te voorkomen. Gemeente Eindhoven heeft aldus niet aangetoond dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht in de zin van artikel 7:658 lid 1 BW.

Deze uitspraak illustreert dat een werkgever zodanige maatregelen dient te treffen en aanwijzingen dient te verstrekken om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

Wilt u meer weten over de zorgplicht van de werkgever? Neem contact op met onze collega Marlot Nelissen of schrijf u in voor onze nieuwsbrief voor de laatste updates!

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief