Nieuws

Een cliëntenraad die overvraagt: reden voor ontbinding?

Gepubliceerd op 27 aug. 2024

Onze mensen

I Stock 1493976748

Een zorginstelling vindt dat haar cliëntenraad (CR) zich opstelt als toezichthouder en met zijn vele vragen en opdrachten een hoge werkdruk bij medewerkers veroorzaakt. Reden voor ontbinding van de CR, meent de instelling. De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) dacht daar anders over, zo volgt uit haar uitspraak van 23 juli jl.

Vereisten voor ontbinding

Regel is dat een commissie van vertrouwenslieden alleen toestemming voor ontbinding geeft als een CR én structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten én er redelijkerwijs geen andere oplossing meer is dan ontbinding (art. 13 lid 7 Wmcz 2018). Deze tweeledige voorwaarde impliceert al dat de drempel hoog is.

Geen structureel tekortschieten

Volgens de LCvV was in dit geval reeds geen sprake van structureel tekortschieten, eerder van het tegendeel; de CR lijkt zijn verantwoordelijkheden zeer serieus te nemen en kaart juist kwesties aan die voor de cliënten relevant zijn. Kennelijk had de LCvV hier geen harde noot te kraken. De verwijten aan het adres van de CR vonden geen steun in de stukken en werden ter zitting ook niet met voorbeelden geconcretiseerd. Ook is de CR niet buiten zijn wettelijke takenpakket getreden, aldus de commissie.

Hoe nu verder?

De commissie beveelt aan om -al dan niet onder begeleiding- duidelijke afspraken te maken over de verdere samenwerking en waar mogelijk het vertrouwen te herstellen. Verder reikt de commissie oplossingen aan om de belasting van medewerkers die door naleving van wettelijke medezeggenschapsverplichtingen kan ontstaan te beperken, namelijk door a) een goede stroomlijning van de informatievoorziening op basis van een gezamenlijk informatieprotocol, b) het tijdig agenderen van advies- en instemmingsplichtige onderwerpen en c) het aanstellen van een onafhankelijke derde die ondersteunt bij de onderlinge interactie.

Slot

Afdronk bij deze uitspraak: niet verrassend. De LCvV en (beroepsrechter) de Ondernemingskamer geven niet snel vervangende toestemming voor ontbinding. Vaak wordt niet meer dan vastgesteld dat -ondanks stevige frictie- een CR nog altijd zijn wettelijke taken uitoefent en contact met de achterban organiseert, en dus ‘gewoon functioneert’, of dat ontbinding te prematuur is (bijvoorbeeld als geen mediation is ingezet). Veelal hebben instelling en CR het dus gewoon (nog) met elkaar te doen.

Wil een ontbindingsverzoek kans van slagen hebben, dan zal uit alle omstandigheden tezamen een beeld moeten oprijzen van een situatie die structureel dusdanig is dat met de medezeggenschap niet meer de gemeenschappelijke belangen van de achterban worden gediend. Daarmee is dus ook niet uitgesloten dat een CR die overvraagt nimmer op ontbinding kan afstevenen, als dit gepaard gaat met een structureel onhoudbare werksituatie. Daar was bij deze instelling echter kennelijk nog geen sprake van.

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief