Nieuws

Crimineel goede merken. Bestaan ze?

Gepubliceerd op 14 mei 2024

Onze mensen

Flavia carpio P3 P Fi8 T Hb Us unsplash

Waar denkt u aan bij het horen van de naam Pablo Escobar? Aan keukengerei? Juridische diensten? Of parfums en reinigingsmiddelen? Of denkt u toch eerder aan de bekendste Colombiaanse drugsbaron waaromheen nog tamelijk recent de populaire Netflix-serie Narcos gemodelleerd werd? En wat heeft dat alles te maken met het merkenrecht? Het antwoord is simpel; ook het merkenrecht kent grenzen; in dit geval getrokken door de openbare orde en de goede zeden.

Een Amerikaanse vennootschap kwam op het idee om een Europees merk aan te vragen voor het teken Pablo Escobar. Zij probeerde dat merk te registreren voor een groot scala van producten en diensten. Het EUIPO, de merkverlenende instantie voor de EU, deed iets wat niet vaak voorkomt en weigerde het merk in te schrijven op grond van strijdigheid met de openbare orde of de goede zeden. Die uitzondering ligt vast in artikel 7 lid 1 sub f van de Merkenverordening.

De Amerikaanse aanvrager nam geen genoegen met dat besluit en ging in hoger beroep. Uiteindelijk werd de zaak zelfs voorgelegd aan het Hof van Justitie, onze hoogste rechtsinstantie binnen de EU.

De aanvrager voerde aan dat artikel 7 van de Merkenverordening te streng was toegepast door het EUIPO. De figuur Escobar was dan weliswaar niet onomstreden, maar stond in Colombia toch juist ook bekend om zijn vele goede daden voor de armen in de samenleving en had daar dan ook een imago als de Colombiaanse Robin Hood opgebouwd. Hij was daar naar verluidt zelfs uitgegroeid tot een ‘mythical figure in mainstream popular culture’.

Daarnaast wees de aanvrager erop dat de tekens Bonnie & Clyde, Al Capone en Che Guevarra in het verleden wel als merk waren geregistreerd. Door nu Escobar als merk te weigeren zouden de regels ongelijk worden toegepast.

En tenslotte wees de aanvrager er op dat Pablo Escobar nooit formeel door een strafrechter was veroordeeld. Zij meende dan ook dat het EUIPO het uitgangspunt dat ‘eenieder onschuldig is tot zijn schuld is bewezen’ had geschonden.

Het Gerecht eerste aanleg van het Hof maakte snel korte metten met de argumentatie van de aanvrager. Dat oordeelde dat – in ieder geval vanuit het Spaanse publiek gezien dat door de historie nauwe banden heeft met Colombia – het merk geassocieerd zal worden met de man die alom gezien wordt als een symbool van drugshandel en als narco-terrorist en verondersteld leider van het bekende Medilin-drugskartel. Daarmee zou het toelaten van het teken Pablo Escobar als merk in strijd komen met de fundamentele waarden en morele normen die heersen binnen de (Spaanse) samenleving. Dat Escobar (mogelijk) ook goede daden zou hebben gedaan, neemt niet weg dat de persoon wordt geassocieerd met misdaden en het lijden dat daaruit voortvloeit. Dat er in het verleden andere merken zijn ingeschreven die ook refereren naar personen met een niet geheel vlekkeloze levenswandel was voor het Hof geen reden om te oordelen dat het Escobar-merk wel zou moeten worden toegestaan.

En ook het laatste argument, het beroep op de onschuldpresumtie, werd verworpen; juist omdat de perceptie bij het Spaanse publiek omtrent de persoon Escobar doorslaggevend is. Het feit dat hij niet formeel door een strafrechter is veroordeeld, levert geen schending van artikel 7 op.

Kortom: Pablo Escobar mag qua bekendheid nog steeds levend zijn. Maar als merk is hij dood.

Tot besluit: misschien is het wel mooi om te zien dat juist via de naam van iemand die alle morele en juridische grenzen heeft overschreden die er maar kunnen worden overschreden, de lijnen van het merkenrecht nog eens duidelijk in het zand worden getrokken. En ditmaal zijn die lijnen geen lijntjes van cocaïne…

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief