Nieuws

Beroepsgeheim bij vordering door officier van justitie (2/3)

Gepubliceerd op 24 jun. 2024

I Stock 1416945140

In deel 1 van deze blogreeks hebben wij het juridisch kader besproken van vorderingen van de officier van justitie om gevoelige gegevens, zoals gezondheidsgegevens, te verstrekken. Daarbij is ook het beoordelingskader van de Hoge Raad besproken, dat wordt gebruikt om af te wegen of het belang van de waarheidsvinding vóór het beroepsgeheim gaat. In dit tweede deel van de blogreeks bespreken wij recente uitspraken over vorderingen om het medisch dossier te verstrekken. Deel 3 gaat over vorderingen om specifieke gegevens en calamiteitenrapporten te verstrekken.

I. Vordering aan GGZ-instelling en praktijkondersteuner

Geregeld komt het voor dat de officier van justitie vraagt om het dossier van een patiënt of cliënt. Of, anders geformuleerd, ‘alle documenten (zoals gespreksverslagen, notities en aantekeningen) die zijn gemaakt naar aanleiding van de gesprekken (waaronder telefonische gesprekken) met en over patiënt X’.

Dat laatste had de officier van justitie gevorderd bij een GGZ-instelling. De GGZ-instelling had tegen die vordering beklag ingesteld, waarover de rechtbank Noord-Nederland oordeelde in juli 2023. De betrokken patiënt werd verdacht van strafbare feiten in zijn functie als verpleegkundige in een ziekenhuis. De ggz-instelling meende dat in deze zaak geen sprake was van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ in de zin van de rechtspraak van de Hoge Raad (zie blog 1).

De rechtbank toetste de vordering in deze zaak aan de gezichtspunten van de Hoge Raad (zie blog 1). De rechtbank stelde voorop dat het ging om een verdenking van zeer ernstige strafbare feiten, namelijk dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan het voortijdig beëindigen van het leven van ongeveer twintig COVID-patiënten, die werden verpleegd op de afdeling waar verdachte op dat moment werkzaam was. Het ziekenhuis had hiervan aangifte gedaan. De rechtbank overwoog dat het openbaar ministerie al over veel informatie beschikte, waardoor strafrechtelijk onderzoek mogelijk was. De rechtbank meende dat de gevorderde gegevens niet andere, nieuwe of aanvullende informatie bevatten, die zodanig cruciaal zijn dat gesproken kan worden van zeer uitzonderlijke omstandigheden die de waarheidsvinding doen prevaleren boven het verschoningsrecht. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond.

Tot hetzelfde oordeel kwam de rechtbank op 29 februari 2024 in een beklagzaak van de praktijkondersteuner van de huisarts, die dezelfde verdachte patiënt had gesproken vóór de verwijzing naar de GGZ-instelling.

II. Vordering aan ziekenhuis

Op 16 februari 2024 oordeelde de rechtbank Gelderland in een andere kwestie over een beklag van een ziekenhuis. De officier van justitie had bij het ziekenhuis gevorderd om, onder meer, het patiëntdossier van een overleden patiënte te verstrekken. Het ging hier om een strafrechtelijk onderzoek naar de directeur/eigenaar van een ggz-instelling, waar de betrokken patiënte zorg kreeg. De patiënte was in die tijd ook enkele malen opgenomen geweest in het ziekenhuis, waarvan de officier van justitie nu het dossier vorderde. De Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (‘IGJ’) had in het kader van haar toezicht op de zorg onderzoek gedaan bij de ggz-instelling en had aangifte tegen de directeur/eigenaar gedaan. Omdat het dossier van de ggz-instelling onvoldoende duidelijk was, vorderde de officier van justitie ook het dossier van het ziekenhuis.

Het ziekenhuis stelde dat in deze kwestie dat de geheimhouding zwaarder woog dan de waarheidsvinding in deze zaak. Daar was de rechtbank het niet mee eens. De rechtbank paste het beoordelingskader van de Hoge Raad toe (zie blog 1). De rechtbank overwoog dat het ging om een kwetsbare patiënt, die leed aan ernstige psychische aandoeningen, waaronder anorexia nervosa, en was verschillende malen in het ziekenhuis opgenomen. Daarnaast was niet het ziekenhuis of de arts de verdachte in deze zaak, maar de directeur/eigenaar van de ggz-instelling. De rechtbank woog ook mee dat de verdachte niet BIG-geregistreerd was. Daarom kon de IGJ niet handhaven door bijvoorbeeld een tuchtklacht in te dienen. Ook overwoog de rechtbank dat het dossier van de ggz-instelling gebrekkig was, en juist het dossier van het ziekenhuis belangrijke informatie zou kunnen bevatten over het handelen van de verdachte.

Al met al concludeerde de rechtbank dat er in dit geval sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank wees het beklag af. Het openbaar ministerie mocht het dossier van het ziekenhuis dus gebruiken in het strafrechtelijk onderzoek.

III. Tot slot

Het vorderen van gegevens door de officier van justitie wordt geregeld als spannend ervaren. Dat is ook niet vreemd, aangezien er verschillende belangen kunnen spelen bij partijen die betrokken zijn bij het strafrechtelijk onderzoek. Onder meer de patiënt, zijn of haar naasten, de verdachte(n), de werkgevers, de politie en het openbaar ministerie en soms zelfs de pers. Meent de zorgverlener of zorginstelling dat het verstrekken van de gevorderde informatie niet gerechtvaardigd is, dan is scherpte vereist!

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Geen juridische updates missen? Maak dan een selectie uit de diverse expertises van Holla legal & tax.

Aanmelden nieuwsbrief